Kent u dat? De toeristenfuik. U bezoekt een monument, een stad, een pretpark of een bezienswaardigheid en voor u het weet bent u tientallen roepies, pesos, dollars of euro’s armer als u parkeert, naar de wc gaat, honger heeft, een souvenir aanschaft of ernstige dorst heeft. Obers trekken u op hun terras, mensen met folders rukken aan uw mouw, een vrouw duwt een leeuwenwelpje in uw armen en maakt ongevraagd een foto. Gefeliciteerd: u bent gevangen in een toeristenfuik. In het Engels : a tourist trap. Ze zijn overal. Amsterdamse restaurants met een speciale spijskaart voor buitenlanders, parkeren bij de Efteling, helemaal leeglopen op vier kinderijsjes in de dierentuin, moeten plassen in Volendam en nergens een openbaar toilet, een excursie op Gran Canaria met een verplicht twee uur durend bezoek aan een souvenirwinkel in the middle of nowhere. Het overkomt iedereen wel eens. Ook de meest geharde reiziger.
Maar dan bent u nog nooit in Machu Picchu, Peru geweest. Daar heeft de regering in eendrachtige samenwerking met de Peruviaanse spoorwegen, het verbond van souvenirverkopers, de school voor toeristengidsen en de nationale associatie van archeologen de ultieme toeristenfuik ontworpen. Een fuik waar niemand uit kan ontsnappen, tot het de samenzwerende deelnemers behaagt u weer los te laten. Honderden dollars en soles armer, maar wel met een selfie in de Incastad, een tas vol lelijke souvenirs, brandende voetzolen, en – okay, toegegeven – een stukje cultuurverrijking.
Machu Picchu is namelijk wel een schitterende plek. Een combinatie van keurig heropgestapelde oude stenen, een vleugje mystiek, wat koloniale geschiedenis, mooi uitzicht, slappe theorieën over de oorsprong en heerlijk ver weg van de bewoonde wereld. En – lekker elitair – een half illegaal stempel in je paspoort.
Ik was in Cusco en wilde per se met mijn dochter Isabel naar Machu Picchu. Van te voren had ik offerte opgevraagd bij een reisbureautje: ruim 250 dollar per persoon voor een dagtrip. Haha, dacht ik, daar trap ik niet in. Dus maar eens informeren bij een reisbureautje ter plaatse. Dat scheelde 75 dollar per persoon, maar goedkoper ging niet. Tenzij we vier dagen gingen wandelen over de Inca-trail naar de oude stad. Vier-fu-cking-da-gen. Blaren, hoogteziekte, diarree, geen wifi en overal kruipende beesten. No gracias, amigo.
350 dollar armer zetten we de wekker op 03:00 uur. Om 04:00 kwam het busje. 5:30 arriveerden we op het treinstation van Ollantaytambo. In een rammelend boemeltreintje, maar wel met leren bekleding en gratis koffie, thee en nootjes, reden we naar Aguas Calientes. Dat is een dorpje aan de voet van de berg waar Machu Picchu op ligt en dat zo ongeveer het enige dorp ter wereld moet zijn waar je alleen te voet of met de trein kunt komen. Daar kopen we verplicht twee tickets voor de bus naar boven, die niet waren inbegrepen bij het arrangement. Wisten we. Was ons verteld. 25 dollar voor een busritje van tien minuten een berg op. Bij de ingang van Machu Picchu aangekomen staan overal opdringerige gidsen die voor een gemiddeld Peruviaans maandsalaris ons wel door de stad willen leiden. Doen we niet.
Het bezoek aan de stad zelf was perfect in orde. Schoon, redelijke bewegwijzering en niet al te veel toeristen, die dankzij de strenge bewaking het niet in hun eerstewereldhersens halen om souvenirs te stelen, graffiti achter te laten of te piesen tegen een 700 jaar oude stapel stenen. Ik hoor stiekem toe hoe een gids een zwetsverhaal vertelt aan een groepje Chilenen over hoe de Inca’s hun stenen met chirurgische precisie houwden (hieuwen?) door natte stokjes in gaten te steken die waren gemaakt door heel lang met andesiet over graniet te wrijven. Laat ook maar.
Rond de lunch moeten we de stad verlaten voor de middagploeg toeristen.
En dan zitten we in Aguas Calientes en blijkt de enige trein terug naar Ollantaytambo pas om 19:00 te vertrekken. Zes uur in Aguas Calientes, dat blijkt te bestaan uit souvenirwinkels (65%), restaurants (28%), hotels (4%), een groentemarktje (1%), een gemeentehuis, een vijver met fonteintje, een standbeeld van Pachakuti, de kiosk van de bustickets en het treinstationnetje (2%). Er wonen ook mensen, maar die zitten allemaal in piepkleine appartementjes boven de winkels en restaurants. Er is echt geen ontsnappen aan. We zijn die middag kippen in een legbatterij. Vele vele cola’s, cappuccino’s, hamburgers met slappe patat, piepkleine zakjes mayonaise en bezoekjes aan souvenirwinkels later komt eindelijk de trein en leggen we het hele traject in omgekeerde volgorde af. ’s Avonds om 21:00 uur ploffen we weer op ons hotelbed.
Het kost wat, maar dan heb je ook niks. Behalve de foto’s, een paar prullen en een stempel in je paspoort. Adembenemend mooie ochtend, maar een hele dag als koeien in een geautomatiseerde melkmachine.
Een paar weken later bivakkeert een vriend uit Bolivia op Schiphol. Hij kan vanwege de sneeuw niet naar Glasgow vliegen en we bieden hem een toeristisch tripje door Nederland aan. De reis voert naar Zaanse Schans. Zo kan het dús ook. Toegang gratis, normaal bereikbaar, geen opdringerige gidsen, redelijk geprijsde souvenirs, goed onderhouden. Tien euro armer voor het parkeren en € 5,90 voor twee koelkastmagneten zetten we hem weer af op Schiphol. Extra bonus: mijn vriend heeft gratis foto’s van zichzelf op een bevroren sloot en in een reusachtige klomp.
Je kunt het ook zien als de wraak van de Inca's. De eerste buitenlandse bezoekers aan Machu Picchu hebben alles meegejat wat ze konden vinden. Herontdekker Hiram Bingham liet na 1911 tienduizenden objecten verschepen naar de Verenigde Staten. Onlangs besloot de Yale University na veel soebatten er een paar honderd terug te sturen.
Maar dan bent u nog nooit in Machu Picchu, Peru geweest. Daar heeft de regering in eendrachtige samenwerking met de Peruviaanse spoorwegen, het verbond van souvenirverkopers, de school voor toeristengidsen en de nationale associatie van archeologen de ultieme toeristenfuik ontworpen. Een fuik waar niemand uit kan ontsnappen, tot het de samenzwerende deelnemers behaagt u weer los te laten. Honderden dollars en soles armer, maar wel met een selfie in de Incastad, een tas vol lelijke souvenirs, brandende voetzolen, en – okay, toegegeven – een stukje cultuurverrijking.
Machu Picchu is namelijk wel een schitterende plek. Een combinatie van keurig heropgestapelde oude stenen, een vleugje mystiek, wat koloniale geschiedenis, mooi uitzicht, slappe theorieën over de oorsprong en heerlijk ver weg van de bewoonde wereld. En – lekker elitair – een half illegaal stempel in je paspoort.
Ik was in Cusco en wilde per se met mijn dochter Isabel naar Machu Picchu. Van te voren had ik offerte opgevraagd bij een reisbureautje: ruim 250 dollar per persoon voor een dagtrip. Haha, dacht ik, daar trap ik niet in. Dus maar eens informeren bij een reisbureautje ter plaatse. Dat scheelde 75 dollar per persoon, maar goedkoper ging niet. Tenzij we vier dagen gingen wandelen over de Inca-trail naar de oude stad. Vier-fu-cking-da-gen. Blaren, hoogteziekte, diarree, geen wifi en overal kruipende beesten. No gracias, amigo.
350 dollar armer zetten we de wekker op 03:00 uur. Om 04:00 kwam het busje. 5:30 arriveerden we op het treinstation van Ollantaytambo. In een rammelend boemeltreintje, maar wel met leren bekleding en gratis koffie, thee en nootjes, reden we naar Aguas Calientes. Dat is een dorpje aan de voet van de berg waar Machu Picchu op ligt en dat zo ongeveer het enige dorp ter wereld moet zijn waar je alleen te voet of met de trein kunt komen. Daar kopen we verplicht twee tickets voor de bus naar boven, die niet waren inbegrepen bij het arrangement. Wisten we. Was ons verteld. 25 dollar voor een busritje van tien minuten een berg op. Bij de ingang van Machu Picchu aangekomen staan overal opdringerige gidsen die voor een gemiddeld Peruviaans maandsalaris ons wel door de stad willen leiden. Doen we niet.
Het bezoek aan de stad zelf was perfect in orde. Schoon, redelijke bewegwijzering en niet al te veel toeristen, die dankzij de strenge bewaking het niet in hun eerstewereldhersens halen om souvenirs te stelen, graffiti achter te laten of te piesen tegen een 700 jaar oude stapel stenen. Ik hoor stiekem toe hoe een gids een zwetsverhaal vertelt aan een groepje Chilenen over hoe de Inca’s hun stenen met chirurgische precisie houwden (hieuwen?) door natte stokjes in gaten te steken die waren gemaakt door heel lang met andesiet over graniet te wrijven. Laat ook maar.
Rond de lunch moeten we de stad verlaten voor de middagploeg toeristen.
En dan zitten we in Aguas Calientes en blijkt de enige trein terug naar Ollantaytambo pas om 19:00 te vertrekken. Zes uur in Aguas Calientes, dat blijkt te bestaan uit souvenirwinkels (65%), restaurants (28%), hotels (4%), een groentemarktje (1%), een gemeentehuis, een vijver met fonteintje, een standbeeld van Pachakuti, de kiosk van de bustickets en het treinstationnetje (2%). Er wonen ook mensen, maar die zitten allemaal in piepkleine appartementjes boven de winkels en restaurants. Er is echt geen ontsnappen aan. We zijn die middag kippen in een legbatterij. Vele vele cola’s, cappuccino’s, hamburgers met slappe patat, piepkleine zakjes mayonaise en bezoekjes aan souvenirwinkels later komt eindelijk de trein en leggen we het hele traject in omgekeerde volgorde af. ’s Avonds om 21:00 uur ploffen we weer op ons hotelbed.
Het kost wat, maar dan heb je ook niks. Behalve de foto’s, een paar prullen en een stempel in je paspoort. Adembenemend mooie ochtend, maar een hele dag als koeien in een geautomatiseerde melkmachine.
Een paar weken later bivakkeert een vriend uit Bolivia op Schiphol. Hij kan vanwege de sneeuw niet naar Glasgow vliegen en we bieden hem een toeristisch tripje door Nederland aan. De reis voert naar Zaanse Schans. Zo kan het dús ook. Toegang gratis, normaal bereikbaar, geen opdringerige gidsen, redelijk geprijsde souvenirs, goed onderhouden. Tien euro armer voor het parkeren en € 5,90 voor twee koelkastmagneten zetten we hem weer af op Schiphol. Extra bonus: mijn vriend heeft gratis foto’s van zichzelf op een bevroren sloot en in een reusachtige klomp.
Je kunt het ook zien als de wraak van de Inca's. De eerste buitenlandse bezoekers aan Machu Picchu hebben alles meegejat wat ze konden vinden. Herontdekker Hiram Bingham liet na 1911 tienduizenden objecten verschepen naar de Verenigde Staten. Onlangs besloot de Yale University na veel soebatten er een paar honderd terug te sturen.