
Wij denken bij Amerika niet direct aan monarchieën. Tenslotte zijn alle Noord- en Zuid-Amerikaanse landen op dit moment republieken. Soort van dan toch, want een paar landen zijn lid van het Britse Gemenebest en hebben officieel de Britse koningin als staatshoofd.
Voor de komst van de Europeanen waren vele Amerikaanse volkeren monarchieën. In Zuid-Amerika was de bekendste monarchie natuurlijk het Inca-rijk Tawantinsuyu, dat bestuurd werd door de afstammelingen van de eerste Inca Manco Cápac.
Toen kwamen de Europeanen en vervingen alle monarchen door hun eigen bestuurders en later werden de landen onafhankelijk en kozen allemaal voor de republiek als staatsvorm. Allemaal? Nee hoor.
Het Koninkrijk Haïti werd uitgeroepen door Henri Christophe in 1811 toen hij koning Henri I werd. Hij was al eerder vijf jaar president. Het werd de tweede poging om een monarchie te vestigen, na het keizerrijk dat Jean Jacques Dessalines (keizer Jacques I, 1804-1806) gesticht had.
Tijdens zijn regeerperiode werden er zes kastelen en acht paleizen gebouwd. Hij creëerde ook een adelstand en benoemde prinsen, hertogen, graven, baronnen en ridders.
Nadat zijn beleid op steeds minder sympathie kon rekenen en hij een beroerte gekregen had waardoor hij deels verlamd werd, pleegde hij in 1820 zelfmoord. Dat was dat. Haïti werd een republiek. Niet dat het daardoor veel beter werd...
Brazilië was van 1822 tot 1889 een keizerrijk. Toen Napoleon in 1807 Portugal bezette, vluchtte de Portugese koninklijke familie naar hun belangrijkste kolonie Brazilië. Vanuit Brazilië leidden zij hun koninkrijk, voor zover mogelijk. Brazilië vond het wel een fijn gevoel om niet langer een kolonie te zijn en verklaarde zich in 1822 onafhankelijk van het moederland. Pedro, die was achtergebleven als regent namens zijn vader, werd uitgeroepen tot keizer Dom Pedro van Brazilië. Hij regeerde met wisselend succes en trad af in 1831. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Pedro II die het volhield tot 1889 en de bijnaam o Magnânimo, de grootmoedige, verwierf. Pedro regeerde uitstekend, hij was zeer geliefd bij het volk en hij hielp mede om Brazilië tot een moderne staat te maken, onder meer door zijn rol in de afschaffing van de slavernij. Zijn regering eindigde met een militaire staatsgreep.
Ook Mexico was een keizerrijk en dat zelfs twee maal. Het Eerste Mexicaanse Keizerrijk bestond van 21 juli 1822 tot 19 maart 1823. Mexico was in 1821 onafhankelijk geworden van Spanje en de Mexicanen zochten iemand uit een Europees vorstenhuis als keizer. Die konden ze niet vinden en toen werd besloten om onafhankelijkheidsstrijder Agustín de Iturbide tot keizer te kronen. Op 21 juli 1822 werd hij in Mexico-Stad gekroond. Iturbide maakte er een potje van, gaf veel te veel geld uit en in 1822 werd hij afgezet door generaal Antonio López de Santa Ana, die op 1 december 1822 de republiek uitriep. Santa Ana is een van de slechtste generaals uit de wereldgeschiedenis, die onder meer zijn tanden stukbeet op de Alamo. Remember the Alamo?
Het Tweede Mexicaanse Keizerrijk bestond van 1863 tot 1867. De Fransen waren Mexico binnengevallen na een ruzie over schulden en Napoleon III wilde van Mexico een vazalstaat maken. Hij nodigde Ferdinand Maximiliaan Jozef, broer van keizer Frans Jozef I van Oostenrijk, en zijn Belgische echtgenote Charlotte uit om keizer en keizerin te worden. Als Maximiliano I en Carlota hielden ze het vier jaar vol. Toen de Fransen steeds meer hun handen aftrokken van Max, werd hij uit zijn macht gezet en gefusilleerd. Mexico werd definitief een republiek. Charlotte was ondertussen in Europa om steun te zoeken voor haar man. Ze stierf in 1927 in België, half gek geworden door alle gebeurtenissen.
Argentinië was bijna een koninkrijk geworden. Juan Bautista Condorcanqui Monjarrás werd in Perú geboren in 1747. Hij was een afstammeling van de laatste keizer van de Inca's Túpac Amaru
(1537-1572) en halfbroer van José Gabriel Condorcanqui Noguera, beter bekend als Túpac Amaru II, die een opstand tegen de Spanjaarden moest bekopen met vierendeling. Juan Bautista werd door de Spanjaarden de halve wereld overgevoerd als gevangene, terwijl hij geen feitelijke rol speelde in de opstand. Hij werd uiteindelijk teruggevaren naar Buenos Aires en vrijgelaten. De Argentijnse founding fathers zagen wel een mooie rol voor hem als koning Tupac Amaru III, maar dit is nooit doorgezet. Misschien maar beter, want Juan Bautista was een zachtmoedige man die gebroken was na tientallen jaren wrede gevangenschap.
Nu heeft geen enkele Amerikaanse staat meer een erfelijk staatshoofd, maar we zien toch de bijzondere situatie dat presidenten zichzelf zo belangrijk vinden (of zo gehecht zijn geraakt aan de macht) dat ze proberen om president voor het leven te worden of anders hun vrouwen en kinderen op de presidentiële troon te hijsen. Het kerkhof ligt vol met mensen die dachten dat ze onvervangbaar waren, zegt mijn zwager altijd en daar heeft hij volkomen gelijk in. Het begon met Juan Perón, twee maal president van Argentinië die zijn eerste vrouw Evita allerlei officiële functies liet bekleden en wiens tweede vrouw Isabel hem daadwerkelijk een tijdje opvolgde als president.
Nestor Kirchner was van 2003 tot 2007 president van Argentinië en liet zich opvolgen door zijn vrouw Christina Kirchner. Ze morrelde wat met de grondwet zodat ze nog een termijn kon worden herkozen en ging uiteindelijk ten onder in een zee van beschuldigingen van corruptie.
Alberto Fujimori was de democratisch gekozen president van Peru tussen 1990 en 2000. Hij rekende hardhandig af met de psychopathische bevrijdingsbeweging Lichtend Pad, maar helaas voor de zoon van Japanse migranten werd hij veroordeeld tot langdurige gevangenisstraf wegens corruptie. Door zijn dochter Keiko aan te wijzen als zijn politieke erfgenaam, hoopte hij weer vrij te komen en zijn status te herstellen. Als lijsttrekster van de Fuerza Popular moest Keiko het bij de tweede stemronde van de presidentsverkiezingen van 2016 afleggen tegen Pedro Pablo Kuczynski, die 50,1 procent behaalde en president werd.
Hugo Banzer was van 1971 tot 1978 dictator van Bolivia en protégé van de infame bemoeial Henry Kissinger. Banzer was wreed, maar lang niet zo wreed als zijn collega's in andere republieken. Hij presteerde het om in 1997 democratisch verkozen te worden tot president. Misschien wel als een manier om met zichzelf in het reine te komen. Wellicht vond hij zichzelf zo briljant dat hij meende dat het vaderland niet zonder hem kon. Zijn presidentschap werd gekarakteriseerd door corruptie en een gebrek aan economische visie (maar ditmaal gelukkig niet door al te veel schendingen van de mensenrechten). Tot veler opluchting stierf hij in 2002 in zijn slaap. Een van Banzers opvolgers is Evo Morales, de president met indiaanse roots, die de macht maar niet wil afstaan en telkens de grondwet laat aanpassen om nog een termijn president te kunnen blijven.
Lachen natuurlijk met de Zuid-Amerikaanse operettepresidenten, maar de Verenigde Staten zijn geen haar beter. George Bush liet zijn half-achterlijke zoon George W. Bush kiezen tot president van de Verenigde Staten, Bill Clinton heeft het geprobeerd met zijn vrouw Hillary. En ook de Kennedy's hadden de neiging om hun familie belangrijker te vinden dan zoiets banaals als democratie.
En zo is het gekomen dat Latijns Amerika nog maar één vorstin kent. Onze eigen koningin Máxima natuurlijk.
PS: Ook Vaticaanstad wordt beschouwd als een monarchie (hoe dan?), en dus is de Argentijnse paus Franciscus, geboren als Jorge Mario Bergoglio de tweede gekroonde Argentijn.